Authenticiteit
Maarten Doorman schrijft in Rousseau en Ik (2012) dat de opvattingen van de paradoxale Franse filosoof tot de dag van vandaag invloed hebben, vooral het idee van authenticiteit. In de tijd vlak voor de Franse Revolutie stelde Rousseau cultuur tegenover natuur, waarbij hij zo’n beetje de hele cultuur opvatte als de pervertering van het oorspronkelijke en het goede. Dan is een idealisering van het oorspronkelijke in de mens niet ver weg. Rousseau gaf de idealisering vorm in tal van geschriften, waaronder het opvoedkundige boek Emile. Emile zou en moest alles zelf ontdekken; maar daar kwam niets van terecht. Rousseau ging met zijn romantische stellingname in tegen de verheerlijking van de ratio, dat aan Sartre en zijn existentieel denken nog een trouwe aanhanger had. Het individualisme dat er uit voortvloeide, met als enige ethische eis wreedheid te voorkomen, joeg menigeen de stuipen op het lijf. Dan toch maar geloof in authenticiteit? Nee zegt Taylor, individualisme is prima, als mensen maar expliciet zijn over de motieven van hun handelen. Doorman concludeert dat de mens vol tegenstrijdigheden zit, zoals Rousseau zelf ook voorleefde. En dat de mens een sociaal wezen is dat leert van de mensen om zich heen en dat zonder benutting van de opbouwde cultuur niet zoveel voorstelt. Authentiek gezien is het verschil tussen mens en chimpansee niet zo groot. Doorman maakt mooie verbindingen van historische stellingnames om toe te lichten dat de mens de opgave heeft zijn tegenstrijdigheden meester te worden. De gedachte dat we uniek en authentiek zijn is een verzinsel dat Rousseau flink wist op te kloppen en we blijven het te graag horen.
Terug